Arthur Meulemans

Uit Aarschot Wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Arthur Meulemans (Aarschot, 19/05/1884 – Etterbeek, 29/06/1966) was een Vlaams componist, dirigent en muziekpedagoog.
Zijn ouderlijke woning staat in de Theo de Beckerstraat 44 te Aarschot.

Levensloop[bewerken]

Meulemans vader was een ambachtsman en eveneens een muziekliefhebber, die zelf dansmuziek componeerde. De jonge Arthur Meulemans kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en zijn oom Jan, die hem les gaf op de piccolo. Verder kreeg hij vioollessen van een heer Van Single en pianolessen van Ernest Maréchal. Alfons van den Eynde, een leerling van Peter Benoit, gaf hem inleidend onderwijs in harmonieleer, contrapunt en fuga.

Meulemans studeerde aan het Lemmensinstituut te Mechelen bij onder meer Edgar Tinel en Aloys Desmet alsook orgelles bij Oscar Depuydt. Na zijn eindexamen in 1906 werd hij er leraar tot in 1914. In 1911 huwde hij en vestigde zich in Tongeren, waar hij aan het Koninklijk Atheneum muziek onderwees tot aan zijn aanstelling in 1930 als dirigent (samen met Fernand Quinet) van het pas opgerichte Symfonieorkest van de Belgische Radio, thans Brussels Philharmonic, in Brussel. In 1916 sticht hij in Hasselt wat de Limburgse Orgel- en Zangschool zou worden. Hij zou er enige tijd directeur blijven en werd in die functie in 1930 opgevolgd door zijn broer Herman. In datzelfde jaar werd het Nationaal Instituut voor Radio-Omroep opgericht, de verre voorloper van da VRT. Op het einde van dat jaar werd Arthur benoemd tot dirigent, verbonden aan dat NIR. Vanaf 1932 tot aan zijn dood leeft en werkt hij in Brussel. In 1954 werd hij president van de Koninklijke Vlaamse Academie.

Hij was ook dirigent van verschillende amateur-muziekverenigingen, zoals van 1922 tot 1930 van de Koninklijke Harmonie "Vreugd en Deugd", Zussen, waar hij het muzikale peil verhoogde.

Arthur Meulemans, bekender dan zijn broer Herman Meulemans, kan binnen het Belgische muziekleven beschouwd worden als een overgangsfiguur tussen de romantische Vlaamse generatie na Peter Benoit en Edgar Tinel, en de moderne internationale stromingen die in België een definitieve doorbraak kennen met August L. Baeyens. In 1909 won hij de befaamde Prix de Rome met zijn oratorium De legende van de Heilige Hubertus. Kort voor de Eerste Wereldoorlog werd hij voor zijn Kinderliederen onderscheiden met de Karel Boury Prize van de Vlaamse Academie.

Componisten die men samen als een Vlaams “machtig hoopje” zou kunnen omschrijven: Lodewijk Mortelmans, Lodewijk De Vocht, Arthur Meulemans, Jef Van Hoof en Gaston Feremans.

Stijl[bewerken]

Meulemans componeert een groot symfonisch oeuvre en telt met meer dan 350 werken tot de meest productieve en de bekendste Belgische componisten uit de eerste helft van de 20e eeuw. Zelf geboren in de laat-romantiek, beleeft hij in zijn adolescentie het impressionisme om tenslotte tot volle ontplooiing te komen tijdens het expressionisme. Zijn werk evolueerde van een romantische stijl naar meer moderne strekkingen, maar steeds bleef een sterke lyriek overwegen. Het zijn de drie stijlfacetten die in de evolutie van zijn oeuvre, dat meer dan driehonderd werken telt, terug te vinden zijn.

Meulemans orkestratie is dicht, maar kleurrijk. Zijn muziek vertoont beslist harmonische strengheid, maar hij verlaat niet het raamwerk van de tonaliteit. Een groot deel van zijn composities bezit een descriptief-programmatisch karakter, vaak met betrekking op de Vlaamse bakermat.

Meulemans schreef onder meer vijftien symfonieën, drie opera’s, soloconcerti voor allerhande instrumenten, vijf strijkkwartetten, liederen, oratoria en koorwerken. In het begin van zijn carrière maakte hij vooral naam met zijn vocale werken, maar na 1930 wijdde hij zich steeds meer aan het orkest.